De Grôte Daikboekel

Over het ontstaan van de Ronde van de Westfriese Omringdijk (de Grôte Daikboekel) schreef Bert Wagendorp een verhaal in het jubileumboek van le Champion. Recent publiceerde we het in het Le Champion Magazine. Mocht je het mooie verhaal van Wagendorp gemist hebben, krijg je hier nog een herkansing.

In oktober 2005 reed ik met mijn vriend Sjaak Bos voor het eerst de Grôte Daikboekel. Die heette toen nog niet zo, maar daar kom ik later nog op terug. Het was de afsluiting van ons fietsseizoen. De latere Grôte Daikboekel betrof een rondje over de West-Friese Omringdijk: Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Andijk, Medemblik, Kolhorn, Schagen, Alkmaar. Ik kende de West-Friese Omringdijk niet, maar leerde hem in rap tempo kennen, aangezien Sjaak Bos ’s werelds grootste nog levende kenner van de dijk is. Hij wist bij elke kilometer wel een saillant detail. Het detail wat me het meest is bijgebleven: het stuk dijk langs het IJsselmeer tussen Hoorn en Enkhuizen werd in de negentiende eeuw versterkt met grote keien van Drentse hunebedden, die per schip over de toenmalige Zuiderzee waren aangevoerd. ‘Er liggen in de West-Friese Omringdijk meer hunebedden dan er nu nog in heel Drenthe te vinden zijn,’ zei Sjaak.

In het tweede jaar sloot onze buurman Gianni zich bij ons aan en in de jaren daarna groeide het groepje dat elke derde zaterdag van september de 127 kilometer van de dijk afroste, naar een select gezelschap van ongeveer 25 bevriende wielrenners. De tocht verliep elk jaar volgens een vast stramien: koffie, krentenbollen en aankleden, fietsen, koffie bij het oude spoorwegstation van Enkhuizen, fietsen, wittebrood met gehaktbal bij de Roode Leeuw in Kolhorn, fietsen tot het begin van het stuk dijk tussen Schagen en Alkmaar, vandaar, het hoogtepunt van de dag, vrije koers tot de witte streep in Schoorldam, uitrijden naar Alkmaar, bier.Ergens in 2010 werden Sjaak en ik benaderd door Zorro. Niet door Zorro zelf, maar door Jeanneke van Schaik die haar culturele productiebureau Zorro had genoemd. Zij had vernomen van onze Omringdijkkoers, die inmiddels de Grôte Daikboekel was gaan heten. Het leek haar een goed idee om daar een groot fietsevenement van te maken, ter promotie van de West-Friese Omringdijk, waarvan inmiddels de mare ging dat het eigenlijk een achtste wereldwonder was dat honderdduizenden toeristen zou kunnen trekken, mits op juiste wijze in de markt gezet. Een toertocht zou daaraan een bijdrage kunnen leveren, beweerde Jeanneke.

Wat dat Daikboekel eigenlijk betekende, vroeg ze.
Daik is dijk, antwoordden wij, en boekel is te vergelijken met het Franse ‘boucle’, ronde. ‘La Grande Boucle’: de Tour de France. Verwantschap tussen het Frans en het West-Fries, legden wij uit, vermoedelijk een overblijfsel uit de Franse tijd.
Enfin, zei Jeanneke, très interessant. Maar of wij mogelijkheden zagen. Voor een toertocht over de West-Friese Omringdijk, bedoelde ze.
Sjaak en ik keken elkaar aan en zagen onze broodnodige zomervakanties al in rook opgaan vanwege de hectische organisatorische activiteiten voor een Grôte Daikboekel met tweeduizend deelnemers.
‘Nee,’ zei Sjaak.
‘Le Champion,’ zei ik.
‘Ook Frans?’ vroeg Jeanneke.
‘Ja,’ zei ik. ‘De Kampioen. Niet de paddenstoel en ook niet de bougie.’
‘En wat is daarmee?’ vroeg Jeanneke.
‘Typische klus voor Le Champignon,’ zei ik. Sjaak knikte opgelucht en instemmend. ‘Die kunnen dit soort dingen. Die organiseren al sinds mensenheugenis Luik-Bastenaken- Luik voor recreatieve fietsers, en de Ronde van Noord-Holland, de halve marathon van Egmond, de van Dam-tot- Dam…’
‘Die draaien daar hun hand niet voor om’, zei Sjaak.
‘Hebben twintigduizend leden,’ zei ik.
‘Misschien doen die wel allemaal mee.’
‘Zit je meteen goed,’ zei Sjaak.
‘En wat nou zo mooi is,’ zei ik, ‘ze zitten in Alkmaar, hemelsbreed helemaal niet zover van de West-Friese Omringdijk.’
‘Zou jij eens contact met ze willen opnemen?’ vroeg Jeanneke. Ze zag mogelijkheden en ze was een pragmatisch persoon die van delegeren wist.
‘Goed,’ zei ik.

En zo bevond ik me een paar weken later op het kantoor van Le Champion.
‘De Grôte Daikboekel,’ zei de man die tegenover me zat. ‘Waar komt dat eigenlijk vandaan?’
‘Boucle, ken je dat woord? Frans. Verwant aan boekel, West-Fries. Ronde. Even een boekel met de schoffel door de witte kool. De Grote Dijkronde, zeg maar.’
‘Aha,’ zei hij.
Daarmee was de kwestie eigenlijk wel zo’n beetje geregeld. Ze vonden het een goed plan, bij Le Champion, er was nog ruimte in de agenda, ze gingen het in juli doen en ze zouden Jeanneke wel even bellen. Het was van een professionaliteit die voor een naar het chaotische neigende geest aan gemakzucht leek te grenzen. Gewoon regelen, leek hier het motto, alsof dat zo gemakkelijk was.
Juli 2011 stonden Sjaak en ik als eregasten bij de start van de eerste Grôte Daikboekel voor recreatieve fietsers. Wij moesten wel zelf trappen. Er waren geloof ik meteen tweeduizend mensen op het evenement afgekomen. De organisatie grensde aan de perfectie.

Onze privé-Grôte Daikboekel is na tien edities door allerlei omstandigheden een zachte dood gestorven, maar de Grôte Daikboekel van Le Champion houdt de herinnering levend, vermoedelijk zo lang Le Champion blijft bestaan. Soms vraagt er nog wel eens iemand naar die naam.
‘Boekel?’
‘Napoleon,’ antwoord ik tegenwoordig.
‘Schijnt een keer te hebben overnacht in De Roode Leeuw in Kolhorn, op weg naar de marinehaven in Den Helder. At een gehaktbal, wees naar de dijk en riep: “Boucle!” Ze dachten eerst dat hij de gehaktbal bedoelde. Napoleon is weer vertrokken, maar het woord is gebleven.’
‘Mooi verhaal!’
‘Wemelt het van.’


15-06-2020